Datum laatste wijziging: 14 dec 2017:
WOLFERT, 'stamvader' ???
 
na veel boeken te hebben gezien en grotendeels ook gelezen te hebben doet me twijfelen aan de afkomst van Wolfert.

1: Er wordt geschreven dat Wulfardus (Wolfert) een broer is van Wouter van Assche, later Walter I van Cruiningen, als dat waar is, dan is Heer van Assche dus de vader van beiden en ligt het erfschoutschap van Hulst en het Hulsterambacht bij het geslacht - van Grimbergen / Berthout. 









zoals later in deze tekst zal blijken is Wouter geen broer van Wolfert.....
 
2: in een oud boek gedigitaliseerd door google wordt melding gemaakt dat Wolfert mogelijk uit het huis - Van Maldegem - stamt. Ik heb de stamboom van deze familie bestudeerd en twijfel aan deze bewering. De stamboom van de - van Maldegem - familie kan je hier zien. (opent in popup) Als Wolfert  inderdaad een kind was uit dit geslacht, zou Wolfert of diens vader een zoon moeten zijn geweest van Salomon of Arnoud/Arnulf van Maldegem. Tot nu toe is er geen bewijs gevonden dat Salomon noch diens zoon Arnoud meerdere kinderen hadden of meerdere zoons..... heb je andere info? mail me...
 

Bela van der Maelstede, volgens velen een dochter van Wolfert, Bela van der Maelstede wordt door John Ooms op zijn website genoemd als Erfdochter van Kruiningen waardoor Wouter I van Kruiningen pas NA HUWELIJK met Bela, Heer van Kruiningen wordt. Dit komt overneen met eerdere boeken zoals de Nieuwe Cronyk van Zeeland. Dat zou betekenen dat Wouter I van Kruiningen gehuwd is met zijn (veel jongere) volle nicht. Ook wordt door de Conyk van Zeeland Bela van der Maelstede genoemd als "eenigste erfegname van Cruiningen". Is Bela (of Isabella?) het enige kind geweest van EEN Wolfert van der Maelstede en leefden er meerdere Wolferts in dezelfde tijd? Dan zou dat in de naamstelling terug te vinden moeten zijn zoals Wolfert .... van der Maelstede, of was Bela de enige erfgenaam van Kruiingen omdat er meer titels etc te verdelen waren?

Een ander boek laat dit lezen:


De bloedband waarin in dit boek melding wordt gemaakt slaat mijns inziens op de kinderen van Walter I en Isabella/Bela (en kleinkinderen van Wolfard/Wulfardus) die later Ambachtsheren van Kruiningen worden.
 

Conflicterende publicaties:


In De Nieuwe cronyk van Zeeland, eerste deel ... pagina 714 staat duidelijk vermeld dat Wouter, tweede zoon van Godefroy Heer van Assche, Heer van Kriningen uit hoofde van zijn vrouw, enigste erfgenaam van Cruiningen, ook staat daar vermeld: 'de heren van Cruiningen halen haar oorsprong uit het doorluchtiige huis Berthout in Braband, oude heeren van Mechelen, Grimbergen, Assche en door den tack der heeren van Asche' Hier staat dus duidelijk dat Wouter een telg is uit het geslacht Berthout en zoon van Godefroy, Heer van Assche terwijl bijvoorbeeld in het Reformatorisch Dagblad van agustus 1988 staat te lezen dat 'De heerlijkheid van Kruiningen behoorde oorspronkelijk tot het geslacht Van de Maalstede. In een geschrift uit 1198 staat namelijk vermeld, dat Wouter van Kruiningen een van de zonen was van Wolfert van Maalstede. Waarschijnlijk is Wouter zich naar de naam van zijn ambacht gaan noemen.' Het tweede gedeelte van dit citaat klopt wel: Heer van Cruiningen uit hoofde van sijne vrouw komt overeen met Waarschijnlijk is Wouter zich naar de naam van zijn ambacht gaan noemen.'  Echter staat het eerste deel in direct conflict met elkaar namelijk dat Wouter volgens de Cronyk een zoon is uit het geslacht Berthout en volgens het Ref.Dagbl. een zoon is van Wolfert.

De Cronyk vermeld eveneens:
de heren van Cruiningen halen haaren oorsprong uit het doorluchtige huis Berthout uit Braband oude heeren van Mechelen, Grombergen, Assche en den tack der heeren van Assche

In deze publicatie moet dus worden vastgesteld dat het Reformatorisch Dagblad fout is bij de publicatie dat Wouter van Assche, later Wouter I van Kruiningen een zoon is van Wolfert

De echte naam of alias?

In het boek Gedenkstukken tot opheldering der nederlandsche geschiedenis, Deel 1  Door Laurens Philippe Charles Van den Bergh (pagina 9)
wordt geschreven over 'Margaretha, gravin van Vlaanderen en de Roomsche Koning Willem Grave van Holland en zijn broer Floris' en het sluiten van
een verdrag over de wederzijdse 'regten' in Zeeland. Daarbij aanwezig waren 'eenige zeeuwsche edelen'. Verderop in de alinea wordt 'Wolphaert Claes sone den Jonge" genoemd. De datum dat dit alles speelt is 19 mei 1250. verderop staat te lezen: 'Deze W. Claes sone was waarschijnlijk de heer van Maelstede, die reeds ten jare van 1248 den 21sten augustus wegens een leen door hem in Zeeland bezeten, der gravinne manschap gedaan had' 
Hier wordt gesteld dat Wolfert van der Maelstede zeer waarschijnlijk Wolphaert Claes sone den jonge is. De vader van Wolphaert is dus Claes den Ouden ???????

een tweede verwijzing naar Wolphaert Claes sone den jonge staat te lezen op 14 jun 1250 wanneer er een brief opgesteld is in de twist tussen de Graaf van Vlaanderen en de Graaf van Holland waarin Wolphaert Claes sone den jonge, Wolfert en Hendrik van Everdingen en Gillis van Coudekerke Knaepe met naam worden genoemd. De brief behandeld de verwijzing naar andere brieven welke in de archieven van Vilvoorde zouden liggen. (bron: Historia critica comitatus Hollandiae et Zeelandiae)

-  Wolphaert Claes sone den Jonge? en hoe heette dan precies zijn vader in z'n geheel? Het Meertens Instituut meldt me dat het niet waarschijnlijk is dat de familienaam de Jonge hieruit voortkomt maar dat wel zeker is dat de vader Claes heet. We hebben dus een deel van de naam van de vader van Wolphert, namelijk Claes....Nu kan dat een verkorting zijn zoals wel meer voorkomt bijvoorbeeld Nicolaus, Nicolaes of Niclaes.... (Meertens Instituut)
Zijn voornaam (Nicolaus, Nicolaes, Claes) komt in deze tijden in Zeeland veelvuldig voor.....

De lijn wordt dan:
Vader: Claes ??? den Oude
zoon:  Wolphert Claes sone den Jonge
Wie herkent hierin een mogelijke kandidaat welke overeenkomt met deze naamstelling?
 

Dan nog dit wat wellicht de afkomst van Wolfert prijsgeeft:



Hierboven ziet u respectievelijk het wapen van Mechteld Hendrikdr van der Maelstede, het wapen van het geslacht Vilain en het wapen van Maelstede zoals deze is afgebeeld in de 'Armories Generale' De overeenkomst is duidelijk te zien. Is Wolfert vanuit Vlaanderen gekomen als kind uit het geslacht Vilain of diens voorouders?

Verder nog deze bladzijde uit een oud boek:

Hierin staat duidelijk vermeld dat Wolfert uit Vlaanderen komt. Hieruit valt te concluderen dat hij uit een andere familie komt en pas naderhand, Maelstede als achternaam heeft aangenomen.

http://www.krommetje.nl/stamboom/maelstedegekomenuitvlaanderen.jpg

Nu nog wat achtergrondinfo:
 

Dit is een uitsnede van de Nassause Domeinraad:
Hulsterambacht (het huidige Oost-Zeeuws-Vlaanderen) was een van de Vier Ambachten, die in het noorden van Vlaanderen gelegen waren rond Hulst, Axel, Assenede en Boekhoute. De oudste vermelding van de Vier Ambachten dateert van 963, volgens een 13e-eeuwse kroniek van de St. Baafsabdij in Gent, en hun eerste privilege kregen ze voor 1191 van de Vlaamse graaf Filips van de Elzas. ( Encyclopedie van Zeeland III (Middelburg, 1982) p. 215.) Alleen in hun rechterlijke organisatie hadden de Vier Ambachten enige samenhang: de graaf van Vlaanderen benoemde in ieder ambacht een baljuw en zeven schepenen. De bevoegdheid van deze achtkoppige colleges gold de rechtspraak in alle criminele en civiele zaken; voor uitzonderlijke gevallen moest de vierschaar van een ambacht alle schepenen uit de andere drie ambachten consulteren. ( J.J.C. van Dijk, R.L. Koops en H.Uil, Overzicht van de archieven en verzamelingen in de openbare archiefbewaarplaatsen in Nederland III (Alphen aan den Rijn, 1979), pp. xxvi-xxvii.)

Van oudsher heeft Noord-Vlaanderen veel te lijden gehad van het water, vooral door overstromingen van de Westerschelde. Vanaf de 16e eeuw pleegden ook oorlogsplunderingen en tactische inundaties zware aanslagen op deze frontlinie tussen de Republiek en de Zuidelijke Nederlanden.

Hulsterambacht grensde in het zuiden aan de stad Hulst, in het noorden aan de Westerschelde, in het westen aan Axelambacht en in het oosten aan de (in 1584 verdronken) heerlijkheid Saeftinghe. Het bevatte de dorpen Hontenisse, Ossenisse, Hengstdijk en Pauluspolder, en een groot aantal polders. Binnen het ambacht lag tevens de baronie St. Jan-Steen, een vrije heerlijkheid. ( A.J. van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden V (Gorinchem, 1844) p. 740) In 1740 had het ambacht ongeveer vierduizend inwoners, met als voornaamste middelen van bestaan de verbouw van graan en koolzaad. Het te voet doorkruisen van Hulsterambacht kon in vier uren gebeuren van noord tot zuid, en in drie van oost tot west; het oppervlak was ongeveer 20.000 gemeten groot (zo'n 100 hectare). ( Register van aantekeningen en aanmerkingen omtrent de domeinen (NDR inv.nr. 766, folio 320).)
 

Abdij Ter Doest

Cisterciënzerklooster, gesticht in 1175 te Lissewege als dochterabdij van Ter Duinen. Had zijn meeste bezittingen en de uithof Groda in de Hulsterambachtse Graauwpolder. Bij de kerkelijke herindeling van 1559 moesten de grote kloosters een deel van hun bezit afstaan aan de nieuwe bisdommen, en zo werd een gedeelte van Ter Doests inkomsten toegewezen aan de bisschop van Brugge ( De Kraker, 'Waterschapsorganisatie en binnenwaterbeheersing tijdens de zestiende eeuw in Noordoost-Vlaanderen. Het voorbeeld Hulsterambacht' in Jaarboek 1990-1991 Oudheidkundige Kring 'De Vier Ambachten' (Hulst, 1991) pp. 21-50, aldaar p. 26. Volgens Fruytier, Uit het rijke verleden, p. 69 werd Ter Doest niet bij het bisdom Brugge gevoegd, maar bij dat van Gent.) Rond 1579 werd de abdij verwoest door de Geuzen. In 1624, toen nog slechts een van de monniken in leven was, kreeg de abt van Ter Duinen toestemming van de generaal-abt van zijn orde om de resterende goederen van Ter Doest los te maken van het bisdom en toe te voegen aan het bezit van Ter Duinen. ( Fruytier, Uit het rijke verleden, pp. 17-18, 81-82, 98.)

 

Abdij Ter Duinen

Rond 1106 gesticht door de kluizenaar Sigerius in de Westvlaamse duinen bij Veurne en Koksijde, en in 1138 opgenomen in de orde van Cîteaux (Cistertium in het Latijn). Door de bedrevenheid van deze 'landbouworde' in de winning en ontginning van land, schonken of verkochten de Vlaamse graven graag onbruikbare stukken overstroomd of bedreigd kustland aan cisterciënzers. Ter Duinen werd weldra actief in de Vier Ambachten en op de Zeeuwse eilanden, en samen met Ter Doest heeft het een belangnjk aandeel gehad in het bedijken van de Belgische kust. Tijdens haar grootste bloeiperiode, in de 13e eeuw, had de abdij 120 monniken (die zich bijna uitsliutend met geestelijke zaken bezig hielden), 248 conversen en vele broeders-familiares en dienstknechten. ( Fruytier, Uit het rijke verleden, p. 17 en 21.)

In Hulsterambacht richtte de Duinenabdij vijf uithoven op: het hof Ten Zande, het Noordhof, Moerhof, Nieuw Noordhof en het hof in Frankendijk. De abdij had verder bezittingen in de heerlijkheid Saeftinghe en in de ambachten van Assenede en Axel, en werd in de 14e en 15e eeuw gerekend tot de rijkste kloosters van Vlaanderen. ( De Kraker, Het grondbezit, pp. 37 en 57.) Door zware stormvloeden in de 16e eeuw nam de Westerschelde sterk toe, ten koste van veel polders van Ter Duinen. ( Na de overstromingen van 1530 en 1532 was de schade in Hulsterambacht zo ernstig, dat de abdij besloot om haar plaatselijke bezittingen te verkopen. Hiervan heeft men uiteindelijk afgezien (Fruytier, Uit het rijke verleden, p. 62)) Verder waren er de opzettelijke inundaties in het kader van de oorlog, waardoor bijvoorbeeld het Land van Saeftinghe in 1584 voorgoed onder water verdween. Bovendien werden de Duinense goederen vanaf 1572 meermaals geplunderd door de watergeuzen en de Gentse calvinisten. De abdij werd in 1579 verwoest, waama slechts de Hulsterambachtse bezittingen rond het hof Ten Zande resteerden. ( De Kraker, Het grondbezit, p. 48 en Fruytier, Uit het rijke verleden, p 75.) In 1580 werden de Duinense en andere geestelijke eigendommen door de Vier Leden van Vlaanderen in bezit genomen om uit de inkomsten hun verdere activiteiten mede te financiëren. ( De Kraker, Het grondbezit, p. 48.) Een ruime selectie van geestelijke goederen werd in 1583 geschonken aan Willem van Oranje, maar een jaar later sloeg de hertog van Parma de Vlaamse opstand neer en werden de geestelijke instellingen in hun bezit hersteld. De gevluchte Duinense monniken keerden terug en vestigden zich voorlopig op hun hof Ten Zande.

Afgezien van de periode 1591-1596, toen de generaliteit Hulsterambacht in handen had, kon Ter Duinen tussen 1584 en 1645 betrekkelijk ongestoord haar goederen herstellen. Een nieuwe Duinenabdij werd gebouwd bij Brugge in 1627, nadat drie jaar eerder de goederen van de abdij Ter Doest aan haar bezit waren toegevoegd. ( Fruytier, Uit het rijke verleden, p. 81.)

Toen de kloostergoederen in 1646 opnieuw naar de Oranjefamilie gingen, was er van het Hulsterambachtse grondbezit van de abdij minder dan de helf over ten opzichte van de bloeiperiode rond 1400. ( De Kraker, Het grondbezit, p. 73.) Hoewel de Duinheren jarenlang alles in het werk stelden om genoegdoening te krijgen voor wat hun ontnomen was, wees de Raad van Vlaanderen in Middelburg in 1681 alle bezwaren definitief af. ( Fruytier, Uit het rijke verleden, p. 86 en NDR inv.nr. 13498.)

Tot 1795 bleven de voormalige abdijgoederen in bezit van de Oranjes. Nadat de Fransen Vlaanderen binnenvielen, confisqueerden ze in 1796 alle bezittingen van geestelijke instellingen. Het Nassause domein Hulsterambacht werd aan de Bataafse Republiek verkocht als staatsdomein. Ook het bezit dat Ter Duinen sinds 1646 weer voor zichzelf had opgebouwd werd door de Fransen geconfisqueerd en te gelde gemaakt. ( Fruytier, Uit het rijke verleden, p. 135.)




Mail me met uw inzichten in deze, ik zie uw gedachten graag tegemoet....