welgeboren mannen waren in Holland een klasse boeren die over het algemeen afstamden van de adel, die ridderboortig waren maar niet meer riddermatig leefden, geen deel meer uitmaakten van de ridderschap en waar dus de adeldom verloren was gegaan. Zij behielden echter bepaalde rechten die hen van andere niet adelijken onderscheiden, zoals jachtrechten. Zij hadden ook zitting in baljuwschappen e.d.

Volgens het cbg was deze titel wel onderhevig aan mannelijke erflijn